Het ontwerpproces van studio Daan Ooms wijkt af van de traditionele top-down benadering van architectuur.
1. Observatie en onderzoek van het alledaagse. 
Daan Ooms begint niet met een programma of concept, maar met observeren. Dus geen interviews over wat mensen willen, maar aflezen wat mensen al doen.
2. Analyse van de context
Na observatie volgt een analyse van de (stedelijke) context: Er wordt gekeken naar naar ruimtelijke beperkingen (smalle kavels, hoogte, regels) en mogelijkheden (licht, zichtlijnen, wind, buren). De sociale en culturele context wordt bestudeerd: wie gebruikt de ruimte, hoe, en waarom. Het doel is om de potentie van een plek te vergroten, niet om iets volledig nieuws op te leggen (of het moet blijken dat het daar om gaat).
3. Conceptontwikkeling: reageren op gedrag en ruimte
Het ontwerpconcept ontstaat uit de interactie tussen menselijk gedrag en ruimtelijke condities. Er wordt gekeken naar plekken waar verwachte en onverwachte sociale interactie kan plaatsvinden. De ontwerpen zijn daar functioneel aan.
4. Prototyping en maquettes
Daan Ooms werkt visueel en experimenteel: We maken maquettes op schaal om relaties tussen binnen en buiten te testen. We gebruiken schetsen, diagrammen en fysieke modellen om ideeën tastbaar te maken.
5. Ontwerpuitwerking met aandacht voor het alledaagse
In de uitwerking zoeken we naar eenvoudige, lokale materialen en constructies die de omgeving respecteren.Vaak met zichtbare constructies –  een eerlijk beeld van hoe iets gemaakt is. Functionaliteit, duurzaamheid en menselijke schaal zijn kernwaarden.
6. Dialoog met gebruikers en omgeving
Projecten groeien vaak uit dialoog met bewoners, ambachtslieden of opdrachtgevers. Niet alleen wensen, maar ook gedragingen, routines en gewoontes worden besproken. Zo ontstaat een ontwerp dat meegroeit met de manier waarop mensen leven in plaats van dat het die manier voorschrijft. Bovendien is architectuur een sociaal proces, niet alleen een fysiek resultaat.
7. Gebruik en reflectie
Na oplevering blijft Daan Ooms geïnteresseerd in hoe het gebouw écht gebruikt wordt. Dat gebruik wordt gedocumenteerd en geanalyseerd om ervan te leren voor nieuwe ontwerpen.
M.a.w. de ontwerpen ontstaan uit luisteren, observeren en reageren — niet uit opleggen.